Museum Jan Cunen

Pieter Engels, was de eerste Nederlandse kunstenaar die zich presenteerde als ondernemer, hij richtte het bedrijf  EPO op: Engels Products Organization.

Een bedrijf wat in plaats van kunst, producten, maakte. Producten van gladde smetteloze materialen wat deed denken aan de luxe sier en gebruiksvoorwerpen van die tijd.

Het bedrijf en de producten werden aan de man gebracht door folders, posters en flyers zoals men dat in de reclame gewend was.

EPO werd gelijk opgepikt in de Nederlandse kunstwereld en was ook prompt een succesvol bedrijf.

Typische EPO Producten zijn, prototypes, herstelde meubelen, assemblages, curtain pieces, girls coat pieces (1966) letter pieces en connection plate.

Een aantal EPO sleutelwerken uit eind jaren zestig met de kunst als onderwerp: Weight of a modern art piece(1968), Clothes of the Emporer a modern art piece(1967), Golden Fiction(1968), Bad Constructed Canvas(1967, hommage a engels)

Met EPO stelde Pieter Engels, niet alleen de waarden als uniciteit en authenticiteit en het idee van kunst als individuele expressie aan de orde, maar ironiseerde hij ook het marktmechanisme van het kunstapparaat.

Kunst i.p.v. individuele expressie, naar kunst als een massaproduct.

i.p.v een uniek kunstwerk , met een niet in geld uit te drukken waarde, wordt het kunstwerk een merkartikel met het daarbij behorende prijskaartje .

Pieter Engels maakte de economische wetten tot onderwerp van zijn kunst in een tijd waarin het in een zin noemen van kunst en commercie nog taboe was, om het platte marktmechanisme in de kunst genadeloos bloot te leggen. Kijkend naar nu is duidelijk dat de kunst niet aan de onbeteugelde macht van de markt en haar belachelijke excessen heeft weten te ontsnappen.

Een belangrijke stellingname van Engels was, ‘Style as dogma is the vehicle of standstill. Met als gevolg dat Engels niet als maar het zelfde trucje bleef herhalen en al spoedig een volgend bedrijf oprichtte: ENIO

 ENIO, Engels New Interment Organisation.

Er is een verband tussen deze twee ondernemingen. In beide staat een ongrijpbaar fenomeen centraal, in het ene de kunst en in de andere de dood, scheppingsdrang en doodsdrift.
Hoewel  Engels’ aanbiedingen in de als altijd overvloedige, ironisch gestelde reclameteksten waarmee hij ENIO presenteerde, voornamelijk het begraven van personen betroffen, heeft hij zich om voor de hand liggende redenen in het werk dat hij heeft uitgevoerd moeten beperken tot voorzieningen voor dode dingen zoals ‘Coffin for 10,2 L drowned water en
Coffin for a broken piece of wood.

Soms was de gesublimeerde agressie niet op het object zelf gericht maar via het object op het publiek, zoals in de electric suicide pieces uit 1968. Kunst tot de dood er op volgt, suicide als decadent tijdverdrijf! Het morele falliet van de kunst en het totale falen van de kunstwereld als geheel!