BOYMANS TENTOONSTELLING

De Nieuwe Linie 18-07-1975

Tentoonstelling van 15 jaar werk

Pieter Engels brengt kunst, zwarte humor en verwarring aan de man.

Museum Boymans van Beuningen, Rotterdam, houdt op het ogenblik een overzichtstentoonstelling van het werk dat Pieter Engels (geb.: 1938; niet te Hollywood USA” zoals hij zelf daarbij altijd vermeldt) in de periode van 1960 tot ’75 gecreëerd heeft. Wie niet zo bekend is met het watervlugge brein van deze kunstenaar denkt bij een eerste rondgang langs de tentoonstelling direct aan een misverstand. Hier hangt en staat een groepstentoonstelling van pak weg zo’n twintig verschillende opvattingen, technieken en achtergronden.

Al zullen de dienstdoende suppoosten, de bij de werken aangebrachte titelplaatjes en de uitvoerige catalogus duidelijk maken dat deze kakofonie van kunstuitingen toch echt uit het brein van één en dezelfde heer Engels voortkomt, dat idee van een groepstentoonstelling blijft.
Achteraf is dat nog helemaal niet zo erg ook.

Laten we deze rijstebrijberg maar van begin af aan doorworstelen (al doet zich ook hier weer een probleem voor: de catalogus begint bij het werk uit ’74 en loopt vervolgens terug, tot ’60. De vroegere werken zijn weliswaar schilderijen en tekeningen, maar ze zijn al zo manifest, zo anti-kunstachtig dat je er als schilder nauwelijks meer op kunt voortborduren: ze lijken meer een afsluiting, de grendel op het hok van de schilderkunst. Doeken op een willekeurige manier bijna egaal volgesmeerd met vegen, klonten en plakken zwart, grauwe doffe verf; voorstellings-loos, illusieloos. Kunstige, anti-esthetische schilderijen die nauw aansluiten bij de Zerokunst van die tijd (in ons land o.a. Arrmando, Schoonhoven, Hendriks en Peeters.)

Deze monochrome schilderijen, samengesteld met verf, as , gruis, een stuk dweil, afval, ontstaan tot ín ’63; ze hebben titels die al iets dubbelenbodem-achtigs hebben ,, annulering”,  ,,dirty picture”,. Vooral de laatste titel die samen met het schilderij duidelijk een stuk commentaar op de schilderkunst inhoudt, geeft aan wat voor ,, rode lijn” er in het verdere werk van Engels te volgen zal zijn.

In ’63 stopt Engels (voorlopig) met schilderen; vanaf die tijd gaat hij zich op de meest uiteenlopende manieren, met toepassing van de meest uiteenlopende middelen – objecten, happening-achtige campagnes en acties, advertenties, projecten, ruimten, showrooms, teksten, allerlei verwarring stichtende situaties, kreten, woordspellingen en slogans, geluid- en beeldregistraties etc. etc. – manifesteren. Dat manifesteren heeft bijna altijd iets van commentaar, parodie of inhaken in zich; op verschijnselen en ideeën die zich in de hedendaagse maatschappij voordoen. In ’64 bijvoorbeeld richt hij de ,,Engels Products Organization”(epo) op; het eerste in een serie steeds ingewikkelder namen en doelstellingen hebbende ,, instituten,, die ,,directeur” Engels als een heuse manager bestiert; instituten die kunst, verwarring, zwarte humor, kortom: Engels eigen duizelingwekkend veelomvattende denkwereld aan de man brengen. In ’64 toonde deze EPO in ”showrooms” objecten: deuren, stoelen en andere meubelen die waren gedemonteerd, in stukken gezaagd en weer waren hersteld; maar dan net zo dat ze vervreemd, onbruikbaar en bizar waren geworden.

Een goede indruk van Engels’ veelomvattende bezigheden krijgt men als men in de Boymans-catalogus de opsomming van jaar tot jaar volgt:

1965 – Engels stelt de EPO-cultuurprijs voor plagiaat in – begint met het schrijven van een omvangrijk filosofisch werk: ,,de nieuwe relativiteitsleer” een ontkenningschets en ondergraving van de rede, wet en gezag;

1966 – stichting ,,Engels room” – showroom voor Engels Products;

1967 – stichting ,,Engels New Internment Organization” ENIO ( nieuwe methoden op het terrein van het begrafeniswezen);

1968 – verschijnt tijdens een tv-forum over het zelfportret in deze eeuw met een laken over het hoofd op de beeldbuis; ontwikkelt ,,blackselly”(zwarte vermicelli); ontwikkelt ,,Paramarche shoes”( schoenen met hoge zolen en lage hakken).

En zo gaat dat jaar in jaar uit verder. Aangezien het in het bestek van dit artikel onmogelijk is op de achtergronden, dubbele bodems etc. van alle Engels-activiteiten en kunstwerken (waar ligt in dit geval trouwens de grens?) in te gaan, lijkt mij beter wat grepen uit de Rotterdamse overzichtstentoonstelling te doen. Daarbij zijn bv. een aantal keurig als echte advertenties vormgegeven ,,aanbiedingen” van EPO: ,,U hebt al een Jaguar en een chinchilla voor uw vrouw en een privé-zwembad, air-conditioning door het hele huis? Dan is het nu tijd om EPO te krijgen. Verras uw familie! Uw vrienden zullen u benijden! U bent zo nieuw met EPO in uw huis!”. Vervolgens worden wat grepen uit de catalogus opgesomd: meubels, gerepareerde meubels, ?, reliëfs etc. ,, leverbaar in elke kleur en materiaal en ook nog flessen door Engels uitgeademde lucht (f25,-p.st), flessen Engels haar (beperkte voorraad,, f 20,-) of Engels’ tranen (f 99,-). Andere aanbieding: een Wonder Event: Engels beschadigt uw auto mooi voor f 100,-; of Engels-Dag, een gezellig dagje met drankjes, compleet met muziek, attracties en hapjes; als speciale attractie te spreken met Engels, dit geld ook voor u (f 5,-) per minuut; dit geld ook voor de pers), te dansen met Engels en: meegebrachte voorwerpen worden ter plaatse door een ingreep van Engels tot Engels Product, f 25,- grijpt uw kans! Het zijn bepaald niet alleen maar teksten die Engels produceert, de tentoonstelling biedt volop tastbare objecten uit speciale Engels-aanbiedingen, Obstakels, een soort uitklapbare, uiterst simpele gevormde kamerschermen van formica: blanke formica panelen waarvoor een rails met een doorzichtig plastic gordijntje, blanke formica panelen waartegen een dames-regenjas is gemonteerd; uitklapbare paneel-montages waarop tekstplaatjes met typisch nietszeggende lullige tekstplaatjes zijn gemonteerd (kom nou, maak het nou”) etc. In 67’ stapt Engels van deze “last luxury” objecten over naar weer iets anders. Hij maakt enkele grote formica en plastic objecten die refereren aan de schilderkunst.

Collectie Stedelijk Museum Amsterdam, Kunstmuseum Den Haag.

Bad Constructed Canvas 1967

Topstuk uit die periode (Engels noemt die verschillende periode, nieuwe collecties”, ze verschillen vooral van elkaar doordat ze een andere thematiek gaan behandelen, becommentariëren of parodiëren) is wel Bad Constructed Canvas (hommage a Engels) uit 1967: een grote formica lijst die kapot lijkt te zijn, in werkelijkheid is de ravage keurig met behulp van scharnieren geënsceneerd.

Het onbeschilderde linnen met plastic overtrek binnen deze lijst is gescheurd en verkreukeld en in deze hoedanigheid is dit werkstuk een uiterst dubieus of beter; intrigerend-object. Een schilderij in vervreemdende materialen weergegeven (cleane materialen waren in die tijd en nu nog voor veel kunstenaars de ,,tegenpolen,,  van de als ouderwets beschouwde materialen linnen, verf en spieramen), bovendien in zwaargehavende toestand verkerend en toch: een met uiterste precisie, fraaie materialen uitgevoerd kunstwerk dat door zijn formaat en weldoordachte simpelheid een welhaast monumentaal “portret van een schilderij is!

Idool en Meesterbrein

Uit dat zelfde jaar stamt het satirische, ook als zelfstandig monumentaal kunstobject echter zeer overtuigende ,,Modern art Piece ( the clothes of the emperor); een lege houtenlijst, in gaaf afgewerkt formica gevat met vier nogal onlogisch aandoende plaatsen gemonteerde handvaten. Onderaan in de lijst een uitklapbaar elementje waarop twee ronde aluminiumschijven. De titel van het werk wordt pas zichtbaar na het openklappen van dit element. Wie neemt Engels met dit werk (met de meesten van zijn werken) op de hak? De moderne kunst in het algemeen, zijn eigen werk in het bijzonder, of doet het er niet toe? Getuige de vele teksten van Engels over Engels maar ook over kunst, de ,,impact” of kwaliteit van de kunst, over de maatschappij, over zijn doelstellingen in het algemeen of in het bijzonder is relativeren, datgene wat Engels het meest bezighoudt. Niet voor niets werkt hij zo consequent aan het opbouwen van zijn ,,image”; zijn nadrukkelijke presentatie als idool en meesterbrein heeft meestal rechtstreeks met een parodie op fenomeen van de kunstenaar te maken.

In vele teksten roert Engels de lachwekkendheid van de ,,nieuw- nieuwer-het nieuwst” rages in de kunst aan. Zijn ,,Modern Art Piece is een rechtstreekse parafrase op het getheoretiseer over hedendaagse kunst, maar – zoveelste dubbele bodem – Engels blijft al wat hij maakt , nadrukkelijk als zeer goede exclusieve kunst presenteren en vermoeit de kijker daarbij ook zelf met eindeloze, moeilijk leesbare theorieën over  zijn werk, zichzelf de kunst etc. en hier ontwaren we helemaal een wonderlijke kwadraat-figuur: volgens mij maakt hij door al die teksten en slogans zijn zichtbare beeldende kunst opzettelijk extra “moeilijk.”

,,(uw) controverse: Pieter Engels”, schrijft de kunstenaar zelf over deze omkering van dubbele bodems. Hij vervolgt de typering van zijn eigen situatie met: ,,een controverse voor de consument (u) een controverse voor de producent (Engels) (on)gewild Engels’ uitgangspunt: het veroorzaken van een (twist)gesprek of (communicatie) of: de knuppel in het hoenderhok. (Dat is ook tevens een van de rode draden die door Engels’ gehele oeuvre lopen, het relativeren en het ter discussie stellen van o.m. het begrip kwaliteit). (Kwaliteit bestaat alleen bij de gratie van een afspraak, en die afspraak grijpt men uit de lucht. Engels grijpt zijn eigen afspraken uit zijn eigen lucht)”.  Over het algemeen doen beeldend kunstenaars die zoveel over hun werk verklaren dit om te camoufleren dat ze in hun beeldende werk niet duidelijk manifest genoeg zijn.

Het opmerkelijke van Engels is echter dat hij ondanks de vele cultus-teksten, toelichtingen en bravoure-kreten en andere
,uitleg” toch steeds tot kunstobjecten komt die voor zichzelf spreken. Bouwt voort op de moderne kunstwerken-serie: hij spot met de prijs van een ,,modern-kunstwerk” een egaal zwart perspex-object waar vrijwel niets aan valt te zien, heeft het volgende titelplaatje: 28 mei 1966 kost dit werk 4344 gulden, 1200 dollar, 502,97 Engelse ponden of 4777 Duitse Marken; daarom is het een kunstwerk”. In andere grote zwarte grafzerkachtige objecten komen o.a. het gewicht, de afmetingen, maar ook de as van een verbrand modern kunstwerk aan de orde.

Absurdistische omkeringseffecten komen in ’69 aan bod met geluidsapperaten: twee recorders staan elk aan een kant van een ruimte. Ze draaien elk een band af. ,, Dit geluid is opgenomen door de taperecorder aan de overkant” staat bij de twee apparaten te lezen.

Rond ’70 komen de ,,negatieprojecten” aan de orde. Met behulp van simpel rechthoekige blokken en vlakken zwart perspex, kettinkjes en plaatjes bouwt Engels ,,ruimten” voor bijvoorbeeld een complete eethoek met tafel en stoelen er omheen: wat we zien is eigenlijk een markering in de lege ruimte van de plaats die de stoelen en tafels etc. in zouden nemen als ze er werkelijk stonden.

Alweer zo’n rode draad: ontkenning en bevestiging liggen in veel projecten of objecten dicht tegen elkaar aan. Net als twee andere steeds terugkerende begrippen: creëren en vernietigen, op verschillende manieren. De eerste schilderijen hebben die dubbele hoedanigheid al, ook het voor f 10,- doorknippen van bankbiljetten, ook het beschadigen van de auto tegen vergoeding, ook die latere zelfmoord-kunstwerken (schoenen waarin men kan gaan staan om geëlektrocuteerd te worden etc.)

Of het gordijn van stalen kettinkjes dat de passant elektrische schokken geeft (uitgevoerd in ’66). Nog een andere kant van Engels; zijn situatie platen”: egaal zwarte perspex platen met simpele opschriften als: hang deze plaat bij een vloer”, … bij een stopcontact, …..bij een deur, etc.

Om het allemaal nog ingewikkelder te maken deelde Engels in 69’(“31 jaar Pieter Engels”) mee dat hij zijn daarna ontstane werk zal antidateren op ‘51(13 jaar Pieter Engels), o.a. om die reden dat hij ,,Theoretisch niets meer zal produceren daar hij alles reeds geproduceerd heeft”.

Ook Marga Klompé heeft het een keer moeilijk gehad met de kunstenaar. Per brief bood hij haar aan om vanaf 1 maart ’71 tot aan zijn dood zijn kunst-activiteiten volledig te staken. Dit project  ,,visualiseerde hij in een zwart bord met keurige tekst, een soort proclamatie, speciaal voor het koninkrijk der Nederlanden”. Het koop bedrag werd op 25 miljoen gulden gesteld.

Stedelijk Museum Amsterdam
Strike Project

Een ,,narcistic-event” uit ’72 is ook al zo’n doordenkertje, Engels staat samen met Stedelijk-Museum-directeur  Edy de Wilde, op de foto, ze kijken naar een geschikte lege plaats om dit kunstwerk (de foto vergroot en voorzien van commentaar) op te hangen.

“ De laatste jaren vermengt Engels foto’s van zichzelf al schilderend of zittend aan het strand – vier foto’s waarvan de eerste drie een op een stoel zittende Engels; de laatste foto toont een lege stoel. Tekst hierbij ,, The sea always moves … always(foto 2) ….always(3)…. So i moved(4) – met teksten en commentaar, hij creëert op deze manier een boeiende ver van concrete poëzie; werkelijkheid en idee raken op een wonderlijke manier dooreen geweven.

Andere acties: het geblinddoekt schilderen van een stilleven waar eveneens een grote zwarte doek overheen gedrapeerd is , schilderijen maken in een compleet donkere ruimte uitgevoerd onder de vlag van het in ’74 door Engels opgerichte ,,Genensis Foundation”.

Ook dit instituut” bracht mee dat Engels weer in een heel andere ,,stijl” ging werken. Voor hem is de voortdurende ontkenning van zijn  ,,eigen stijl” een zeer essentieel kenmerk van zijn werk.  Hij schuwt de herhaling, de verstarring en scheldt dan ook vaak op de kunstenaars die omwille van het succes in hun kunst een zelfde stijl blijven handhaven. Het overzicht volgt Engels’ activiteiten tot de laatste lichtloos gemaakte schilderijen. Maar buiten de schilderijen en objecten zijn er nog de tekeningen, die vaak naast hun esthetische mooie uiterlijk (simpel, met veel gevoel voor effect getekend) al een zelfde soort vervreemdende inhoud hebben. ,,Sadistische gebeurtenis voor een eenzame boom (’70), bijvoorbeeld toont een getekende boom die wordt bestookt door twee luidsprekers die schuin opzij van de boomkruin zijn opgesteld.

De toelichting bij dit blad vermeld dat deze speakers constant (24 uur per dag” schrijft Engels; hij neemt nooit halve maatregelen), het geluid van houthakken uitzenden. Zo zijn er meer schitterende voorbeelden, waarin tekenkunst, fictie, verbeelding en beeld op een werkelijk onvergelijkbare manier met elkaar in contact worden gebracht. Dat is trouwens ook de grote kwaliteit van Engels’ andere werk: wat er te zien is, is pover, direct, simpel, maar juist in die beperkingen weet het ontzettend veel te suggereren, weet het allerlei mogelijke denkwerelden wagenwijd open te zetten.

,,Engels doet te veel om op te noemen”.

Voor een optimaal genieten van deze kunst – Engels ziet zichzelf vooral als amuseur, als ideeën-stimulator, voor zowel het publiek als voor zichzelf – is wel enige bekendheid met de kunstgeschiedenis gewenst en kennis  van de Engelse taal, omdat deze kunstenaar zijn werk nu eenmaal ook buiten de grenzen van Nederland wil laten ,, spreken”. Tot slot het typerende citaat uit Engels vele pogingen zichzelf wat nader voor zijn publiek te identificeren, ook hier spreekt hij , als was hij een ware Messias ( en waarom niet?) in de hij-vorm: ,, Mijn uitvoerend werken is slechts doseren. Het veroorzaken van een incident en zijn specialiteit is het maken van de voor hem juiste keuze. Dat maakt hem o.a. tot ideeën-man. Hij verzamelt die gegevens waarmee hij wil werken en formeert hiermee een conclusie of een idee. Hij is er tegelijkertijd van doordrongen dat hij door anderen formeringen en doseringen tot een afwijkende conclusie had kunnen komen – dit beantwoordend aan zijn stelling (stellingen heeft hij (u) hoe dan ook): Engels formulation: uiteindelijk bestaat het wetboek uit een aaneenschakeling losse woorden: hergegroepeerd vormt het bijv. een pornografisch werk”.

In die lijn doordenkend zou men kunnen stellen dat Engels uitgaande van het begrip kunst – onderhand net zo heilig en/ of onzinnig, eng en/of ontzettend vaag, algemeen en/of elitair begrip als bijv,, wetboek”  – voortdurend schimpscheuten, parafrasen, aanmatigen creëert. Dat op zich maakt het al waardevol genoeg. Dat hij daarnaast – of beter: allereerst ook nog heldere, duidelijk in beeld of object geconcretiseerde kunstwerken maakt, is iets wat  ( de onvolledigheid van dit artikel zal men na het kijken naar en ervaren van Engels’ werk nog duidelijker voelen) hem bijzonder veelzijdig maakt.

,,Engels doet teveel om op te noemen”, zegt hij dan ook zelf. Hij mag van mij best het laatste woord hebben.

J.Juffermans