DOCUMENTA KASSEL

DOCUMENTA KASSEL

Vierde Documenta

,, Wat kunnen kunstenaars van een land, dat zo’n misdadige oorlog voert als die in Vietnam, anders doen dan minimal-art maken? “Dat is een ontzettende vraag met de grootst mogelijke beschuldiging als uitgangspunt: die op eenvoudige abstracte vormen gebaseerde kunst, zo bedoelt men, met haar gevoelerig geleuter over vorm, kleur en ruimte, raakt aan geen kanten de geweldige problemen waarvoor wij vandaag staan; zij omzeilt ze en koestert het esthetisch behagen van de establishment.

Dat is het protest dat een aantal kunstenaars in Kassel de exposanten, de organisatoren en de bezoekers voor de voeten gooit in felle plakkaten en rode affiches, waarmee ze oude Volkswagens volplakken om hen te parkeren voor de poorten van het Fridericianum en de Galerie Schonen Aussicht. Ze verwijzen daarbij naar hun anti-Documenta-tentoonstelling, die overigens niet doorging, maar anders ongetwijfeld zoiets als sociaal-realisme te zien gegeven zou hebben. En ze halen er de sterk geëngageerde toneelschrijver Bertolt Brecht bij, die de kunstenaars van ,,abstracte” richtingen verwijt dat zij dienaren van de heersende machten geworden zijn:  ,,Ik zie dat jullie  de herkenbare motieven uit je werken gebannen hebben; je geeft de gebogen lijnen van een stoel weer, maar niet de stoel zelf; het rood van de hemel, maar niet het brandende huis. Jullie brengen niet de toorn over bepaalde onrechtvaardigheden in beeld, noch ervaringen die wereld verbeterend of veranderend kunnen zijn, maar alleen heel algemene, vage, onnoembare gevoelens die iedereen kan ervaren, de dieven en de bestolenen, de onderdrukkers en de onderdrukten”…..


SOCIALE BETEKENIS
Dit is inderdaad een kernvraag, die blijft hangen ook als men de vele schilderijen, beelden, prenten, objecten en ambientes” van de Galerie Schonen Aussicht reeds als een bont schouwspel omtrent de wereld van vandaag doorlopen heeft. In een vorige bijdrage noemde ik de vierde Documenta een journaal over het gedoe van ons mensen. Maar dit registrerend karakter van beeldende kunst wordt het sterkst ervaren bij de nieuw- figuratieven, bij neo-realisme en bij pop-art. Daar breekt ook soms een maatschappijkritiek door in de zin die Brecht bedoelt. Wat te zeggen van de sociale betekenis van de minimal-art, van de ruimtelijke objecten dus van Amerikanen als Morris, Judd, Blade of André; of van de monochrome of althans zeer elementaire kleur-vorm schilderingen van Newman, Stella of Ad Reinhardt. Want als deze werken ons een ,,zekere poëzie” doen ervaren dan is er nog weinig gebeurd, en kan ik me voorstellen dat de genoemde kunstenaars het woord van Braque tot de hunne zouden maken als het daarbij zou blijven: namelijk dat als kunst niet meer zou zijn dan het behaaglijk rangschikken van vormen, het niet zou lonen er een uur aan te besteden. Evenzeer als bij de Amerikaanse minimal-art stelt zich de moeilijke vraag van de sociale betekenis bij de subtiele plastieken uit wit plastic van de Nederlanders Manders, of bij de papieren structuur-reliëfs van Schoonhoven. Bij de laatste denk ik wel eens aan de ruis, die muziek is, in de hedendaagse seriële composities; maar bij de meeste bewuste componisten bestaat dan ook een eender onbehagen in de onnut van hun bezig-zijn, zodat Pieter Schat – en nog wel deze meest geëngageerde componist van Europa – bijna wanhopig uitriep dat de muziek ook maar altijd alleen muziek bleef.”

“SARCASME VAN PIETER ENGELS
Jammer dat Morris in Kassel zijn plan niet heeft kunnen uitvoeren om een aarde sculptuur te maken: ,, een ringvormige dijk in grasland “, die nauwelijks op zal vallen. Toch geloof ik dat de sprong naar een sociale betekenis van minimal art te maken is. En dat haar betekenis dan wel eens intensiever en vergaand zou kunnen zijn als het ironiserende moraliseren van de pop-art. Aan dat laatste verschijnsel is bijvoorbeeld de houding van die andere Nederlandse exposant te Kassel, Pieter Engels, verwant. Maar misschien meer de vanuit zijn scherts-organisatie gelanceerde scepsis en sarcasme op het gedoe van de kunstwereld, dan de beste van zijn objecten zelf. De laatste hebben ook betekenis als bewustmaking van ruimte, tijd en maat en vooral van onze conventionele omgang met dure gebruiksdingen ( denk aan zijn  ,, slecht geconstrueerde doeken”.).”
Ton Frenken 1968.


IN KASSEL PING-PONG-SPEL MET DE ONTVANKELIJKHEID
“ Engels

Maar het meest voorbeeldig voor de thematiek van het geheel is van onze landgenoten wel Pieter Engels. Deze Documenta namelijk is, met niet meer dan 1000, deels grote en weinig gestructureerde werken van 150 kunstenaars, tegelijkertijd gemakkelijker en moeilijker op te nemen dan de vorige. Een heel zaaltje bijvoorbeeld, is gevuld met één-blokkige, zwarte plastiek van Bladen (een exposant van de tentoonstelling Minimal Art in Den Haag). Dat is sneller bekeken dan een zaaltje met prenten, maar misschien niet zo gauw verwerkt. Deze dingen spelen een spelletje ping-pong met onze ontvankelijkheid. Men moet zich er voortdurend rekenschap van geven, wat men ziet en ook nagaan, waarom de exposant juist dat doet. Hij pingt, u pongt.. of er gebeurt niets. Wel, Engels exposeert bijvoorbeeld een ,, Modern Landschap” , dat bestaat uit helemaal niets in een brede lijst. Onderaan ziet men nog de mededeling:  Geen lucht, geen golven”.  En verder is aan één zijkant van de lijst nog een handgreep gemonteerd, plus een mededelingbordje waarop staat: Alleen voor het dragen “. Daar hoeven we dus geen bijbedoeling achter te zoeken. Een ander werk is een doek in een half uit elkaar gevallen lijst. ,,Slecht geconstrueerd doek”  heet het ding. Hier kan men er niet meer onderuit dat is inderdaad geen voorstelling maar een ding. Tijdens de tot 6 oktober durende expositie wordt een ,,Besucherschule” gehouden,  zoiets als de educatieve dienst van een museum. Engels geeft de uitleggers mooie uitgangspunten voor het geheel.”
Dolf Welling, 13 juli 1968, Rotterdams Nieuwsblad.

DOCUMENTA KERMIS DER VERVREEMDING

“Alles draait in Kassel op het nieuwste, om het experiment. En hoe gevarieerd dat allemaal misschien op het eerste gezicht mag lijken, alles bij elkaar is het eigenlijk veel minder boeiend dan men verwacht. De overwegende indruk is: droog, koud, koel. En als er nu en dan grapjes gemaakt worden, moeten ze zo nodig en zijn ze vaak ongelooflijk infantiel. De manier waarop hier ‘de’ moderne kunst belicht wordt is in feite zeer eenzijdig. Het zijn hoofdzakelijk de meest extreme ( of koele) uitingen, die getoond worden. Onder de zes Nederlanders bevinden zich én Daan van Golden én Pieter Engels, twee charlatans van het zuiverste water. Eén van van Golden’s hoogtepunten: spoel van bandrecorder, versierd met een paar reepjes gekleurd aanlooptape in een op de muur getekend kader en van Engels is er een overigens heel degelijk vervaardigde, maar verder lege lijst, hetgeen toch wel voordelen biedt.”
G. Kruis, Trouw 1968

Collectie Stedelijk Museum Amstredam,Collectie Boymans van Beuningen Rotterdam
Modern Art Piece (Landscape), Clothes of The Emperor, 1967.
Documenta Kassel
Bad Constructed Canvas, 1967.